Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Haar priesters doen Mijn wet [46]geweld aan, en zij ontheiligen Mijn heilige dingen; tussen het heilige en het onheilige maken zij geen onderscheid, en [het verschil] tussen het onreine en reine geven zij niet te kennen; daartoe [47]verbergen zij hun ogen van Mijn sabbatten; ja, Ik word in het midden van hen [48]ontheiligd. 46. Onbeschroomd dezelve inbrekende, en naar hun lust trekkende; vergelijk Zef.3:3,4. 47. Dat is, zij onttrekken zich van de onderhouding mijner sabbaten, alsof zij mijne ordinantie daarvan niet eens wisten. 48. Dat is, onteerd en niets geacht, alsof Ik geen God ware; zo handelen zij met mij, en zijn de oorzaak dat het anderen nadoen.